OVER ONVREDE IN DE MAATSCHAPPIJ EN WAT DAARVAN KOMT

Alfred Krans

Jean Paul Sartre maakte in de jaren 50 furore met zijn stelling, dat de mens gedoemd is tot vrijheid en keuzes moet maken. Maar na de culturele en politieke revolutie van mei 1968 in Frankrijk hangt deze vrijheid als een molensteen om onze nek. We worden zo langzamerhand doodmoe van de verplichting om steeds maar ons zelf te zijn. Dat is althans de opvatting van de Franse filosoof Pascal Bruckner, die dat in veel van zijn boeken betoogt (“Gij zult rijk worden” en “Gij zult gelukkig zijn” werden in het Nederlands vertaald; Polanski’s film “Bitter Moon” uit 1993 is de verfilming van Bruckners roman “Lunes de fiel”). Volgens Bruckner zijn de idealen van 1968 omgeslagen in het tegendeel en in de loop der jaren opgeslokt door het kapitalisme, dat de tegencultuur juist dacht te bestrijden.paul Het vechten voor de vrijheid en de bestrijding van verkalkte structuren heeft uiteindelijk in de moderne cultuur geleid tot grenzeloos consumentisme en vercommercialisering van onze idealen. De kunstenaar is een bobo geworden, de reizende hippie een touroperator en de revolutionair een marktonderzoeker, alle mooie bedoelingen hebben geleid tot onderdrukking door de knellende maatschappelijke conventies. Dat is een wetmatigheid, die we volgens Bruckner steeds weer tegenkomen. Het christendom predikt goddelijke liefde, maar onderdrukt al eeuwenlang miljoenen mensen en doodt ze zelfs met heksenjachten en godsdienstoorlogen. Het communisme deed vervolgens precies hetzelfde. Menslievende gelijkheidsidealen ontwikkelden zich tot een totalitair systeem met de arbeiders als verlossers en de proletarische revolutie als de dag des oordeels. Ook de communisten hebben uit naam van de liefde voor de mensheid miljoenen mensen omgebracht. Maar sinds de ineenstorting van het communisme in 1989 is er nog steeds geen alternatief voor het kapitalisme. Er woedt nu een strijd in Europa tussen bevolkingsgroepen, die het zo langzamerhand allemaal best vinden en zij, die op de puinhopen van de crisis iets nieuws willen creëren. Door de crisis voelen veel mensen zich sociaal afgedankt, de arbeidersklasse verpaupert en vervalt tot armoede en dan wordt het heel aantrekkelijk om voor allerlei populistische oplossingen te kiezen, zoals het sluiten van de grenzen en het verbannen van buitenlanders. En protestbewegingen als Occupy en Los Indignados hebben volgens Bruckner ook niets te bieden, want zij zijn alleen maar woedend over hun jeugd, die geen toekomst meer heeft en komen niet met alternatieven.

Oud-minister Jan Pronk heeft zijn lidmaatschap van de PvdA per brief opgezegd en verwoordt feilloos de standpunten van Pascal Bruckner, maar dan beperkt tot de situatie in Nederland. Volgens hem tast de huidige regering de basiswaarden van de sociaaldemocratie aan, met name het beginsel van de solidariteit. Het was het kabinet Den Uyl, dat in 1975 de minimumnorm van 0,7 procent van ons nationaal inkomen voor ontwikkelingssamenwerking instelde en dat bleef zo tot 2013. En nu is diezelfde PvdA er medeverantwoordelijk voor, dat deze norm is teruggedraaid. Een verloochening van de internationale solidariteit. Maar ook nationaal wordt ze met voeten getreden en dat zien we vooral in het vreemdelingenbeleid. Het regeerakkoord heeft het nergens over solidariteit met vluchtelingen, maar alleen over uitsluiting, uitzetting, ontzegging van verblijfsvergunningen, bemoeilijking van de rechtsgang en inreisverboden. Geen humaniteit, recht, toegang tot basisvoorzieningen, menswaardig bestaan, alleen maar discriminatie van mensen, die tot de onderklasse zijn gaan behoren. Met als klap op de vuurpijl, dat illegaal verblijf in Nederland als crimineel gedrag wordt gezien en dus strafbaar is. Pure discriminatie, die leidt tot schending van mensenrechten. Vroeger werden mensen zonder documenten aangeduid met de bureaucratische omschrijving uitgeprocedeerden, daarna werden ze betiteld met de aparte mensensoort illegalen en nu zijn het al criminelen. Dat is in lijnrechte tegenstelling met de titel van het regeerakkoord: Bruggen slaan. Pronk ziet overal de verharding, die dit kabinet in gang heeft gezet: het gevangen nemen van mensen, zonder dat ze iets hebben misdaan, hardhandig afstraffen van verzet, plaatsing in isoleercellen, ontneming van medische zorg, het breken van hongerstakingen, het sollen met alleenstaande minderjarige asielzoekers, het is allemaal een brug te ver.

Grootstedelijk protest wil nog wel eens helpen om de machthebbers met de neus op de feiten te drukken, alleen in Nederland komt dat maar zelden van de grond. Wel in landen als Brazilië, Turkije en Indonesië, opkomende industriestaten, waar de middenklasse van zich af begint te bijten. Straatprotest is daar niet zozeer het gevolg van grote ongelijkheid, maar van niet uitgekomen verwachtingen in een florerende economie, die aanleiding geeft tot groot optimisme. Het agrarische platteland heeft hier zijn dominante rol vaak moeten prijsgeven aan de goed opgeleide stedelijke middengroepen, die ineens moeten vrezen voor hun banen of die van hun kinderen. Of dat protest iets oplevert, hangt van vele factoren af. Van het organisatievermogen van de demonstranten, hun tactisch vernuft, de sympathie van hun boze grootouders, de passiviteit van de zwijgende meerderheid, die zich zoals in Turkije laat mobiliseren, maar vooral van de jeugdigheid van de maatschappij. Is die te jong, dan is het geweld vaak heftig, maar duurzame veranderingen komen er niet, zoals Bruckner al heeft betoogd. Volgens de Amerikaanse socioloog John Goldstone van het Brookings Institute in Washington is een democratisering van de maatschappij alleen mogelijk bij een mediaanleeftijd boven de 25 jaar, is de bevolking jonger, dan ontbreekt de discipline daarvoor. De oorlog in Syrië is daar een treffend voorbeeld van. Hij ziet parallellen tussen het straatprotest in Istanbul in 2013 en de protestbeweging in Parijs in 1968. In beide gevallen heeft het harde politieoptreden met traangas een radicaal effect, de demonstranten verhogen hun eisen tegen de regeringsleiders, die met de minderheid geen rekening meer houden. Paul Mason, chef economie van het Britse tv-programma Newsnight ziet ook nog een parallel met het jaar 1989, toen de Oost-Europeanen kozen voor individuele vrijheid en niet meer voor de macht van onaanspreekbare elites met gebrek aan democratische rekenschap en repressief politieoptreden. Hoewel het protest van 1968 en 1989 verschillend was, komt één gemoedstoestand duidelijk naar voren: het optimisme, dat duurzame veranderingen in de maatschappij mogelijk zijn.

Bij de jongeren tussen de 18 en 25 is iets heel anders aan de hand, zij dreigen te verworden tot een verloren generatie, omdat het voor hen steeds moeilijker wordt om werk te vinden. Zij zijn opgegroeid met de ideologie van het consumentisme, waarin sleutelwoorden als hier, nu, veel, leuk, lekker de boventoon voeren en geen plaats is voor rechtvaardige sociale structuren en politieke vraagstukken. We moeten zoveel mogelijk genieten en dat wordt vele malen per dag door reclameboodschappen in de media herhaald. En dan ineens blijkt, dat dit aardse paradijs, vooral in de eurolanden, in elkaar dreigt te storten. De reactie van al die miljoenen jonge consumentisten zagen we al in 2011, toen in de zomer omvangrijke rellen uitbraken in een paar Britse steden. Er werd uitgebreid geplunderd, vooral de winkels met elektronica, want daar liggen de heerlijkheden, die op de televisie eindeloos worden getoond. De verwoestingen waren groot, er vielen 5 doden en de politie moest met 16000 agenten het geweld bedwingen. Moeten we ons dus voorbereiden op meer van dit soort uitbarstingen?

Na Engeland volgde in 2013 een week van nachtelijke rellen in diverse Zweedse steden. Scholen en auto’s werden in brand gestoken, winkelruiten vernield en met de politie werd gevochten. En dat in het verzorgingsparadijs Zweden. Maar volgens de socioloog Ove Sernhede van het Centrum för Urbana Studier van de universiteit van Göteborg past dat in het patroon. De verzorgingsstaat is door de economische crisis voor een groot deel ontmanteld, waardoor steden niet meer kunnen rekenen op geld van de overheid, maar zelf hun geld moeten verdienen. Göteborg doet dat net als veel andere Zweedse steden door citybranding, waarbij het accent komt te liggen op de hogeropgeleiden in het stadscentrum. De buitenwijken, waar veel migranten wonen, passen niet meer in dat plaatje, terwijl ze er vroeger gewoon bij hoorden. In de buitenwijk Hammarkullen zit 40% van de jongeren tussen de 15 en 25 jaar niet meer op school en heeft geen werk, de werkloosheid is hier drie tot vier keer zo hoog als gemiddeld.hammarkullen Straatwerkers zijn vervangen door politieagenten, het maatschappelijk werk is wegbezuinigd, terwijl er in deze wijk 7000 mensen wonen met meer dan 80 nationaliteiten, die 110 verschillende talen spreken. De jongeren zien zichzelf niet meer als Chilenen, Afrikanen of Syriërs, maar ook niet als Zweden. “We zijn inwoners van Hammarkullen en we leven in een reservaat”, zeggen ze. En dat is anders dan bij de jongeren in de Parijse banlieu en de Londense voorsteden, die spreken allemaal Frans of Engels en hebben toch nog een soort gevoel erbij te horen. Het gevolg is, dat er door dat ontbreken van een gezamenlijke identiteit een eigen identiteit ontstaat. In Hammarkullen is dat de hiphopcultuur, waar ze zingen: “Alienation is my nation en reality is my nationality”- vervreemding is mijn natie, de realiteit mijn nationaliteit. De school biedt geen enkel aanknopingspunt om je mee te kunnen identificeren, die behoort tot een wereld, waar zij niet bij horen. Leraren komen ’s ochtends uit het centrum van de stad en praten over problemen, die niet hun problemen zijn. Tot in de jaren 90 behoorden de Zweedse scholen tot de beste van Europa, maar tegenwoordig scoren ze in internationale vergelijkingen onder het gemiddelde. Toen Sernhede een school in Hammarkullen bezocht om onderzoek te doen naar de hiphopcultuur, zei een leerling verbaasd:”oh, u doet onderzoek naar losers.” Het wordt dus hoog nodig tijd, zegt Sernhede, dat politici een “Marshallplan” voor de buitenwijken in steden gaan ontwikkelen, anders kun je erop wachten, dat de rellen zich zullen herhalen, maar dan groter en massaler.

En in Nederland? Daar is de segregatie tussen rijke, blanke en niet-gelovige Nederlanders en arme, allochtone, islamitische Nederlanders nergens zo groot als in Den Haag. Dat geldt voor de Schilderswijk, maar ook voor Transvaal en de Spoorwijk. De buitenlanders wonen in het centrum en de blanken in de richting van de kust, omgekeerd als in Göteborg dus. De Laan van Meerdervoort vormt als vanouds de scheidslijn tussen het “zand” en het “veen”, tussen de “hoeden” en de “petten”, tussen de rijken en de arbeiders, tussen twee werelden, die volledig van elkaar verschillen. Gevolg van de segregatie is ook hier, dat er samenlevingen zijn ontstaan, die niets met de Nederlandse identiteit hebben. De wijken zijn multicultureel, er wonen moslims, Hindoestanen, Antillianen, Turken, Polen, Bulgaren en Roemenen. De islam speelt een belangrijke rol in het openbare leven en de meeste bewoners ervaren dat als positief. Dat is dan ook niet zozeer het probleem, maar wel de armoede onder vooral de laag opgeleide Marokkanen en Turken, die door de Polen en Roemenen uit de arbeidsmarkt zijn gedrukt. En wie geen baan heeft, brengt meer tijd door in de moskee. De economische scheidslijnen vallen dus ook nog eens over de culturele en religieuze scheidslijnen heen en overlappende breuklijnen (reinforcing cleavages) zijn een voedingsbodem voor sociale onrust zoals in Stockholm (Lipset, Political Man, 1960).

Straatprotest is een manier om je onvrede met de maatschappij tot uiting te brengen, maar tegenwoordig kan een eenmansactie hetzelfde effect bereiken dankzij de invloed van de sociale media. Het zeer conservatieve Saoedi-Arabië heeft merkwaardigerwijze het snelst groeiende aantal twitteraars ter wereld en daar heeft de dertigjarige Samar Badawi een handig gebruik van gemaakt. badawi

Zij klaagde haar vader in 2010 aan, omdat zij jarenlang door hem in elkaar werd geslagen en daarop klaagde hij haar aan wegens ongehoorzaamheid. Zeven maanden werd ze in de gevangenis opgesloten, omdat in dit land vrouwen nu eenmaal de status hebben van minderjarigen en geestelijken vinden, dat mannen hun vrouwen mogen slaan om ze in het gareel te houden. Badawi zocht uiteindelijk de publiciteit en er kwam een enorme campagne op Twitter op gang, waarbij alle namen, ook die van de rechters, werden bekend gemaakt. Het resultaat was, dat de hoogste rechterlijke raad de rechters gelastte haar vrij te laten en vervolgens begon de Koning Khaled Stichting, met vooraanstaande prinsen in het bestuur, een harde campagne tegen huiselijk geweld. Want volgens de autoriteiten bestaat geweld tegen vrouwen niet, vrouwen zijn toch prinsessen?

Twitter is dankzij de snelheid en de reikwijdte via retweets niet alleen het medium geworden voor geklets in de virtuele ruimte, maar ook een discussieplatform voor breaking news, waarop iedereen kan roeptoeteren en zich kan ergeren. Met een half miljard tweets per dag is Twitter vrijwel live, maar het blijft een vluchtig medium. Het is gratis, de gebruiker betaalt met aandacht en daarin schuilt het gevaar. Advertenties verschijnen als promoted tweets tussen de berichtenstromen en haken in op waar je op dat moment over twittert, je hashtags(het # teken), je accounts en die worden vervolgens aan je locatie gekoppeld. Realtime marketing noemt Twitter dat.

In Nederland sluipt de macht van de sociale media zelfs het strafrecht binnen en ook hier is de druk vrij groot. Spektakelzucht en emotiestormen trekken het recht steeds meer uit het lood. De woede-uitbarstingen tegen de Acht van Eindhoven en de achtervolging van de automobilist, die een Haagse scholier doodreed brachten het OM tot de conclusie, dat de strafeis inderdaad te laag was. De advocaten van Robert M. werden overspoeld met haatmail en doodsbedreigingen en zodra Volkert van der G. in het nieuws komt, volgt er een vloedgolf van bedreigingen in de media. De burger heeft in de huidige mediasamenleving onmiskenbaar invloed op de hoogte van de straffen, de strafsoorten, op het OM en de politie. Daar zullen we mee moeten leren leven. Het OM speelt daar al jaren op in door het organiseren van burgerpanels, die zich mogen uitspreken over gewenste strafhoogtes, zoals blijkt uit het onlangs verschenen boek “Opwaaiende toga’s”. Hetzelfde van Twitter afgekeken marktonderzoek bij focusgroepen. Het OM mag ook zelf graag gebruik maken van de media, zoals bij de strafzaak tegen de Drentse VVD-gedeputeerde Bert Ziengs. Die bleek een belastingfraudeur te zijn, die facturen had vervalst, een zakenpartner had verzonnen en leefde in een fantasiewereld van geslaagd ondernemer. Slecht voor de samenleving, het doet denken aan de fraudulerende wetenschappers Stapel en Bax. Het OM was erachter gekomen, dat Ziengs als kind een rolletje had in de tv-serie “Bartje”, het jongetje, dat geen bruine bonen lustte en dat hij zijn BV had genoemd naar de indiaan Tecumseh, leider van de Shawnee, dat zoiets als vallende ster betekent. De officier van justitie sloeg vervolgens in zijn requisitoir aan het schmieren en maakte van Ziengs een Bartje, dat niet buigt voor de feiten en iemand, die alleen “ster” tussen aanhalingstekens is. Kwalificaties in de trant van Pow News en Geen Stijl, goed voor de perstribune, maar wat had het met de zaak te maken? Gelukkig was de strafrechter daar wars van.

Afgekeken van de televisie, waar de correcties op het politiekcorrecte denken hoogtij vieren? Zoals bij René van der Gijp, die in het programma Voetbal International de KNVB, die al tijden probeert het voetbal homovriendelijker te maken, weghoonde door op te merken, dat je ze in de sport niet zult vinden, omdat voetballen niks is voor homo’s. Bij Henk Lubberding, commentator van de NOS, die de zwarte Europcarrenner Kévin Rza “dat negertje” noemde en in één moeite door over zwarte renners zei:”verbazingwekkend dat die al op een fiets kunnen rijden”. Beiden waren zich van geen kwaad bewust, “ik zou niet weten hoe ik het anders had kunnen zeggen.” Zij zijn nu eenmaal Gijp en Lubberding en ze beschrijven het zoals ze het zien. Wanneer je iets vindt, hoef je daar nog niet naar te handelen. Correcties op het politiekcorrecte denken, maar dan wel met vooroordelen uit grootmoeders tijd. Net zoals bij de CEO, die graag vrouwen op hoge posities wil, maar in zijn eigen bedrijf daar nauwelijks iets aan doet en de jongerenfestivals, die een pluriforme samenleving propageren, maar zelf hagelwit blijven. Dus leven we na een eeuw emancipatie nog steeds in een land, waar we verbaasd zijn, dat negertjes kunnen fietsen, dat homo’s voorbestemd zijn voor de kapsalon en meisjes dromen van een stofzuiger. De realiteit is, dat we gewoon verschrikkelijk de boot hebben gemist.

Maar we zijn nu eenmaal mensen van vlees en bloed, geen rationele figuren in economische modellen en ons gedrag is op vele manieren beïnvloedbaar. Ook door de overheid en dat wordt steeds verontrustender. Die bestrijdt onze beperkte rationaliteit steeds meer met nudging, gedragsbeïnvloeding, geïntroduceerd door de wetenschappers Richard Thaler en Cass Sunstein in hun boek “Nudge: Improving decisions about Health, Wealth and Happiness”.  In Nederland gaf de Raad voor het Regeringsbeleid in 2011 een studie uit “Hoe mensen keuzes maken, de psychologie van het beslissen”, dat voor het grootste deel is gebaseerd op hun ideeën. Aan beleidsmakers worden hier handige tips gegeven hoe gedrag gemanipuleerd kan worden. Nudging heet in Nederland keuzearchitectuur, een ogenschijnlijk vriendelijke vorm van gedragsbeïnvloeding, die de mens alleen maar een klein duwtje geeft om zijn zwaktes te overwinnen. De vlieg in het urinoir is een beroemd Nederlands voorbeeld, in de VS krijgen sommige huishoudens een energierekening, waarop ook staat hoeveel de buren betalen, in de hoop, dat je energiezuiniger gaat leven. Maar onder deze uiterlijke vriendelijkheid schuilt een aantal verontrustende ideeën, die getuigen van een grote onverdraagzaamheid tegenover de menselijkheid van mensen. De Academie voor Overheidscommunicatie heeft bijvoorbeeld een gedragswijzer samengesteld met strategieën om het menselijk gedrag te beïnvloeden:”voorlichting, dwang, aanpassen van de fysieke omgeving, een voorstel zo formuleren, dat mensen automatisch de gewenste keuze maken.” Wij gaan dan vanzelf doen wat het beste voor ons is, maar het berooft ons wel van steeds meer zelfstandigheid. En een samenleving kan alleen maar goed functioneren als burgers zelfstandig zijn en zich verantwoordelijk voelen voor de wereld om hen heen. Maar aan dat maatschappelijk besef met morele normen en plichtsbesef ontbreekt het nu juist heel erg in de moderne wereld en dat is een belangrijke oorzaak voor de populariteit van keuzearchitectuur. Voor alle problemen tussen mensen bestaan foefjes, die wetenschappers kunnen aanreiken.

Dat brengt ons weer bij het consumentengedrag van de burgers en het fenomeen van het “ethisch consumeren”, het idee, dat we door anders te winkelen iets goeds kunnen doen voor de maatschappij en de uitwassen van de globalisering kunnen verzachten. Maar daar wordt al weer heel verschillend over gedacht. Sommigen vinden, dat de structurele problemen van de wereldeconomie gewoon blijven bestaan en dat de productieketens niet veranderen. Anderen vinden, dat ze nu wel eens grof mogen zijn tegenover de medemens, want zij hebben hun plicht al gedaan of ze zijn bang, dat de extra winst niet terecht komt bij de mensen, die ervan zouden moeten profiteren, maar bij het reclamebudget van dat ethisch consumeren. Als onze aankoopbeslissingen zijn verbonden met vraagstukken van klimaatverandering en de toekomst van onze democratie heb je wel politiek onafhankelijke consumenten nodig. De informatietechnologie is daarbij weer een goede bondgenoot, want veel informatieverstrekking leidt tot meer ethisch consumeren. De toekomst is dus aan mobiele apparaten, die artikelen kunnen scannen en de voordelen kunnen laten zien van juist deze aankoop en aan je vrienden hoe ethisch je bent bezig geweest. Er bestaat al een app Good Guide, die bij meer dan 120000 producten kan zeggen hoe gezond ze zijn, wat ze maatschappelijk betekenen en wat hun invloed op het milieu is. Zet die app dan ook nog op een Fairphone, die alleen gebruik maakt van de “inkoop van grondstoffen waaruit geen strijdkrachten of gewelddadige conflicten worden bekostigd, uit mijnen die mensen als mensen behandelen”. Een recente studie in de “American Journal of Economics and Sociology” concludeert, dat een langdurige opvoedingscampagne leidt tot meer ethisch consumentisme, maar ook, dat het uitgangspunt niet altijd statusverhoging hoeft te zijn, maar toch ook oprechtheid om de wereld te verbeteren.

Toch is het marktdenken voor veel jongeren geen alternatief voor de politiek, vindt de Amerikaanse filosoof Michael Sandel in zijn boek “Niet alles is te koop; de morele grenzen van marktwerking”. Er is veel onvrede over hoe de politiek met belangrijke vraagstukken omgaat, die worden vaak alleen technocratisch en bestuurskundig benaderd met als gevolg, dat het publieke debat volledig is uitgehold. De groeiende ongelijkheid heeft ervoor gezorgd, dat we steeds meer langs elkaar heen leven en dat we elkaar niet meer ontmoeten in de openbare ruimte. Juist als mensen zich gehoord voelen, ook al worden ze het niet met elkaar eens en hun opvattingen serieus worden genomen, ontstaat er een gevoel van verbondenheid en een gemeenschappelijke ruimte. Maar een gedeelde ruimte ontbreekt helemaal bij al die boze meningen, die online de wereld in worden geslingerd.

Zo’n gedeelde ruimte is heel essentieel voor een gezonde maatschappij, zegt ook de Nederlandse filosoof Ad Verbrugge in zijn boek “Staat van verwarring. Het offer van liefde”. Uiteindelijk geeft hij de oplossing voor alle onvrede in de maatschappij, voor al die technocratische en bestuurskundige uniformeringen, een oplossing, die in feite al eeuwen oud is: de liefde. Want liefde speelt niet alleen in persoonlijk verband een grote rol, maar ook in de economie en de politiek. Aristoteles had al de gedachte, dat polis eigenlijk door liefde (filia) aan elkaar hangt. Iedere gemeenschap heeft een gedeelde vorm nodig, niet alleen op het relationele vlak, maar ook op de werkvloer, de universiteit, de openbare ruimte. We moeten met elkaar die gedeelde vorm ontwikkelen met alle pluriformiteit van dien en die ruimte in stand houden zoals een tuinier met zijn tuin omgaat. Een gedeelde vorm, die alle onvrede vanzelf oplost, die alle roeptoeters het zwijgen oplegt, die segregatie verandert in integratie. Een maatschappij, die tot stand komt door liefde, hoe hebben we dat zo lang uit het oog kunnen verliezen?